Verhalen en columns

Ik vind het leuk om verhalen en columns te schrijven, en kom daar helaas te weinig aan toe. Soms schrijf ik een verhaal om in te zenden voor een schrijfwedstrijd, maar ik klim ook weleens in de pen omdat er iets in mijn hoofd zit dat zolang het niet op papier staat, dag en nacht blijft kriebelen
Op deze berichtenpagina geen weblog, maar met en zonder enige regelmaat verhalen en column. Leuk als je na lezen een (kort) berichtje achterlaat!

Geplaatst in schrijven, verhalen en columns | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Het kan beter

Mijn man heeft het leven van zijn broer onderhanden. Van zijn geboorte in 1944 tot zijn dood in 1991 zit het samengeperst in een sinaasappelkist. Is het nieuwsgierigheid of interesse dat ik ernaar kijk? Een leven van begin tot eind te overzien fascineert hoe dan ook.
Zelf heb ik er maar een deel van meegemaakt. Op het gazon van mijn latere schoonouders in Bilthoven maakte ik kennis met broer. Ook al was die voorjaarsdag in 1983 nog zo mooi, broer kwam zijn bed in z’n jongenskamer enkel voor het eten af. Dat hij voor mij naar beneden kwam, naar buiten nog wel, mocht bijzonder heten.
‘Hoe gaat het ermee?’ vroeg mijn man.
Broers antwoord was even overbodig als de vraag: ‘Ach, wat zal ik ervan zeggen. Het kan beter.’
Schoof hij bij ons aan? Ik kan het me niet herinneren, later gebeurde het wel. Ongemakkelijk zat hij er dan bij, een grote bel whisky op tafel onder handbereik. Terwijl ik hem gadesloeg terwijl hij opnieuw en opnieuw en opnieuw met zijn handen over zijn benen wreef, stelde ik me hem voor te midden van zijn collega’s in Rotterdam. Misschien lag het aan mijn gebrek aan inlevingsvermogen dat ik me er niets bij kon voorstellen.

Acht jaar na onze kennismaking zag ik broer voor het laatst. Ik wist niet dat het een afscheid was, ook al was er kort daarvoor de diagnose leverkanker. Vier maanden gaven ze hem nog, een ziekenhuisopname stond reeds gepland.
Voor het eerst betrad ik zijn kamer in Bilthoven. Dat het er rook naar ziekte, dood en verderf had bij mij misschien een belletje moeten doen rinkelen.
Hoe gaat het ermee?’ stelde mijn man de hamvraag. Broer gaf als immer zijn antwoord, hij glimlachte wrang.
Vier dagen erna overleed broer. Met het grootste gemak liet hij het leven los.
Na zijn begrafenis was het aan mijn man en mij zijn appartement in Rotterdam op te leveren. Hol klonken onze voetstappen op de betonnen vloer in zijn riante vierkamer-appartement, in de kamer met open keuken stond slechts een kale houten tafel, één scheve stoel ernaast. Overblijfselen van leven vonden we niet daar, maar in een van de slaapkamers – de kleinste. Op het beton stonden naast een eenpersoonsbed en scheefhangende linnenkast een paar dozen met stripboeken, flessen drank en verschillende plastic tassen met kleren. Het overtuigendste spoor van leven was evenwel te vinden in zijn toilet – nooit schoongemaakt in de vier jaar dat hij hier woonde.
We ruimden op, schrobden en boenden het leven weg en aan het eind van de dag restte slechts die ene sinaasappelkist: zuidvruchtencontainer voltooid verleden tijd.

En nu heeft mijn man dan eindelijk de moed bijeengeraapt om die kist bij ons thuis de trap af te zeulen. Voor ik het in de gaten heb, is de somberte van zijn broer via hem in mij gevloeid. Negen volgeschreven kladblokken bedraagt zijn leven van studententijd tot ziekbed. Zijn focus op lichamelijke klachten, buitensporig medicijngebruik en kringetjes-denken zijn erin terug te lezen. De woorden: ‘Enfin’, ‘Afkloppen’ en ‘Dat is tenminste iets’ duiken op ieder vel ten minste eens, meestal vaker op.
Onder de kladblokken de documenten. Bewijs van indiensttreding, groot verlof en ontslag getuigen van een korte loopbaan als dienstplichtig soldaat, rapporten van de middelbare school van zijn intelligentie.
Meer onderin vindt mijn man foto’s en brieven. Behalve schoolfoto’s zijn er foto’s van zonnige vakanties en sjofele studentenkamers. Enkele grote zwart-wit foto’s trekken de aandacht. Vrouw, vrouw met kind, kind alleen. Van een andere vrouw zijn er brieven. ‘Liefste,’ staat erboven – behalve bij haar laatste brief. Zou zijn leven anders zijn gelopen als een van beide relaties niet op de klippen was gelopen?
Op de bodem vindt mijn man ten slotte knutselwerkjes uit zijn kleutertijd. Ze stemmen niet vrolijk, integendeel: uit de kleurrijke, fantasievolle werkjes spreekt een belofte die nooit is waargemaakt.
Een leven in een kist bijeengepakt. Ach, wat zal ik ervan zeggen? Het kan beter.

Dit verhaal heb ik oorspronkelijk geschreven in 2010. In 2014 heb ik het grondig herschreven.

Geplaatst in schrijven, verhalen en columns | Getagged , , , , , | Een reactie plaatsen

Verbinding verbroken

Meer dan keurig breng ik de auto voor het hectometerpaaltje A2 109,2 Li tot stilstand. Op een parkeerplek naast de vluchtstrook sta ik er goed – waarmee al het goede meteen ook ophoudt. Ik stap uit, kijk naar de linkervoorband. Ik zie wat ik al weet: ik heb daarnet een nieuwe voorband lek gereden op een ondefinieerbaar brok zwart metaal.
Terug in de auto pak ik mijn vooroorlogs model prepaid. Er staat nauwelijks één euro beltegoed op. Ik zou daar gek zijn op te waarderen, had ik me voorgehouden: overmorgen sta ik 24/7 met mijn spiksplinternieuwe smartphone in contact met the-whole-wide-world.
Ik slik. Doe een schietgebedje dat het nummer van de wegenwacht gratis zal zijn. Als ik een geruststellende stem hoor haal ik opgelucht adem. Ik beantwoord vragen tot het misgaat en de verbinding wordt verbroken.
Tegen beter weten in blijf ik met mijn prepaid aan mijn oor zitten, luisterend naar … niks, terwijl ik me afvraag wat ze zullen denken bij de wegenwacht: nepmelding – of toch maar even kijken?
Terwijl ik wacht en afwacht, probeer ik niet te denken aan worstcase-scenario’s. Maar onvermijdelijk doemen ze voor me op en zie ik mijzelf hier vannacht hongerig, koud, alleen en verlaten zitten.
Zal ik 112 bellen? Dat kan zonder beltegoed. Of krijg ik dan slechts een vette boete? Stel, ik doe alsof ik de weg over wil steken … dan kost het me niets. Komt er hulp bovendien. Maar misschien willen ze me dan ook opnemen.
Tegen beter weten in probeer ik ten slotte een vriendin te sms’en. “Bel me. Nu. Dringend.” Het lukt niet; natuurlijk niet. Mijn beltegoed is op en ik ben een sukkel dat ik zo op pad ga.
Een half uur later verzoen ik me met mijn onvermijdelijke lot, slaperig leun ik achterover. Als ik een auto hoor die afremt, kan ik het nauwelijks geloven. In de achteruitkijkspiegel neem een kanariegeel gevaarte waar. Ik knipper met mijn ogen. Zie ik ze vliegen? Nee, hij is het echt. Mijn reddende engel.

Deze column is als lezerscolumn gepubliceerd in dagblad De Pers op 15 september 2011

Geplaatst in schrijven, verhalen en columns | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Week van het applaus

Na de week van het schrijven – vorige week – is het nu de week van het applaus. Het past wonderwel bij elkaar; niet in het minst omdat schrijvers ware woorden hebben geschreven over het handgeklap als teken van bewondering of goedkeuring. Alhoewel? Je kunt het natuurlijk ook oneens zijn met wat schrijvers zeggen. Zoals met de uitspraak van Hugo Claus: ‘Per definitie applaudisseert men voor de verkeerde dingen.’ Eigenlijk past daar best een hard boegeroep bij. Stampende voeten, ook dat.  Nog een uitspraak van een schrijver; van de Amerikaanse columniste Ann Landers is deze: ‘Karakter, dat is waar je nog toe bereid bent als het voetlicht is gedoofd, het applaus is uitgestorven en er niemand meer is om je complimenten te geven.’ Mooi gezegd, niet? Een applaus is op zijn plaats. Bedoelt Hugo Claus eigenlijk hetzelfde? Je zou ’t kunnen denken. Al heeft Hugo Claus het over dingen en niet over mensen, wat best wel vreemd is als je erover nadenkt. Applaudisseren mensen wel voor dingen? Klappen wij voor – ik noem maar eens wat – de Rotterdamse Erasmusbrug? Mooi van zichzelf, mooi in zijn symboliek als verbindend element tussen het oude centrum en het vernieuwde Kop van Zuid? Als we de handen al op elkaar slaan dan voor het knappe ontwerp, de fraaie architectuur. Zonder mankeren applaudisseren we voor prachtige prestaties. Al klappen we ook dan, feitelijk, voor degene die de prestatie neerzet. Mensen applaudisseren voor elkaar. Een applaus ontvangen voelt als een warm bad. We dompelen ons erin onder. Misschien wel tot het gevaar van verdrinking loert. ‘Applaus is heel mooi, maar je kunt er de bakker niet mee betalen,’ zei George S. Kaufman; bij leven onder andere toneelschrijver. Een applausje voor Kaufman – zo is het maar net.

Geplaatst in schrijven, verhalen en columns | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Huisvrouwengedoe

Met het idee toch eens wat meer met LinkedIn te doen, zoek ik naar groepen om aan deel te nemen. Natuurlijk is het aardig dat LinkedIn zelf met ideeën komt. Handig ook! Waarop de aanbevelingen zijn gestoeld mag Joost weten, maar dat in het rijtje ‘Groups You May Like’ de club van slechte huisvrouwen voorbijkwam, vond ik best ’n goede zet. Voor ik erg in had, was ik een muisklik verder.
Ben ik wel een belabberde huisvrouw vroeg ik mij daarna af? Als ik eerlijk ben: ik ben helemaal geen huisvrouw. Ik heb een man rondlopen die zijn handen uit de mouwen steekt, onze zoons dragen hun steentje bij en we hebben een eersteklas hulp in de huishouding.
Nee, ik ben geen huisvrouw en voor zover ik er wel een ben, best een goede. Ik ben bijvoorbeeld een kei in het volproppen van wasmachines. Alles hang ik bovendien in no time op. Ik draai m’n hand niet om voor strijken zonder strijkijzer en ongestreken spijkerbroeken hang ik voor je ’t weet terug in de kast.
Buiten dat, ben ik goed in het volstouwen van afwasmachines. Soms help ik zelfs onze kinderen daarbij. In de kast terugzetten doet mijn man meestal. Als ik het doe, doe ik ook dat snel. Maar dan klaagt mijn man dat ik sommige dingen moet nadrogen voor ik ze in de kast zet.
Nadrogen … alleen het woord al. Ik wapper liever. Met bordjes of theedoeken, dat maakt me niet uit, als ik het maar niet met beide tegelijk hoef te doen.
Mijn man doet ook de boodschappen. Momenteel overigens niet, want hij loopt met krukken. Die taak heb ik nu aan Albert uitbesteed. Vorige week stuurde Albert een jonge blonde god naar ons toe. Wow! Toch fijn, dat ook Albert begrijpt dat ik helemaal geen huisvrouw ben.

Deze column is als lezerscolumn gepubliceerd in dagblad De Pers op 23 februari 2011

 

Geplaatst in schrijven, verhalen en columns | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen